Spring naar content

E-health werkt het beste gericht en binnen bestaande huisarts-patiëntrelatie

Welke e-healthtools zijn het meest effectief? Welke zijn goed bruikbaar in de huisartsenpraktijk? In opdracht van LHV, NHG, InEen en het ministerie van VWS heeft de Universiteit Maastricht daar onderzoek naar gedaan. Helaas bieden de uitkomsten nog weinig houvast voor in de praktijk.  

E-health wordt steeds vaker ingezet in de huisartsenzorg. Er komen voortdurend nieuwe tools op de markt. Maar welke tools werken nu echt, welke hebben toegevoegde waarde voor de huisarts en de patiënt? Op welke aandoeningen en bij welke patiënten kun je welke e-health het beste inzetten? Kan e-health helpen om de krappe capaciteit in de huisartsenpraktijken op te vangen?  

De onderzoekers van de Universiteit Maastricht zijn op zoek gegaan naar de antwoorden op die vragen. Ze hebben gefocust op digitale zorg (dat is de benaming voor e-health binnen een behandelrelatie) en daarbinnen op 4 toepassingen: het e-consult, het videoconsult, telemonitoring en digitale zelftriage.  

De belangrijkste conclusies in het kort

  • Er is geen eenduidige lijst te maken over wanneer, waarvoor en met welke mogelijke gevolgen een digitale zorgtoepassing wel of niet bruikbaar kan worden ingezet. 
  • Een bestaande arts-patiënt relatie is belangrijk voor effectieve inzet van het e-consult, het videoconsult en voor telemonitoring in de huisartsenzorg. 
  • Er is geen bewijs gevonden dat de onderzochte digitale zorgtoepassingen (kosten)effectief zijn, de werkdruk verminderen en behulpzaam zijn om personeelstekorten in de (huisartsen)zorg te verminderen. Hier is weinig tot geen bewijs in de wetenschappelijke literatuur over beschikbaar en ook focusgroepen met huisartsen leverden de onderzoekers geen eenduidig beeld op.  
  • Digitale zorgtoepassingen kunnen een aanvulling zijn op reguliere, niet-digitale huisartsenzorg, náást een niet-digitaal aanbod, aangezien een deel van de mensen geen digitale zorgtoepassingen kan of wil gebruiken. 
  • Digitale toepassingen moeten op maat en passend bij de patiënt worden ingezet. Als je deze toepassing ongericht inzet, loop je het risico dat de gezondheidskloof tussen digitaalvaardige en niet-digitaalvaardige patiënten wordt vergroot.  

Welke digitale toepassing wanneer 

De onderzoekers schetsen per onderzochte toepassing wat er wel te zeggen is over de inzet: 

  • E-consult: is het beste inzetbaar bij eenvoudige, niet-urgente vragen die geen lichamelijk onderzoek vereisen. Het lijkt ook inzetbaar om taalbarrières te overbruggen. Het is breed inzetbaar bij veel patiëntengroepen.  
  • Videoconsult: dit is met name inzetbaar voor patiënten die niet gemakkelijk naar de praktijk kunnen komen en waarbij een visuele beoordeling wel van belang kan zijn. Daarin kan het helpen bij risicoschattingen in de dagpraktijk en op de HAP, of bij psychische klachten zoals bij een follow-up van de praktijkondersteuner ggz.  
  • Telemonitoring: deze toepassing heeft zich voor chronische aandoeningen, met name voor diabetes, enigszins bewezen. Het leent zich met name voor eenvoudige metingen bij chronische aandoeningen.  
  • Digitale zelftriage: huisartsen en andere gebruikers zien voor digitale zelftriage weinig meerwaarde in de dagpraktijk. De meerwaarde lijkt vooral te liggen bij inzet bij eenvoudige en enkelvoudige klachten op de HAP. 

Nadere uitkomsten per onderzochte toepassing vind je in het onderzoeksrapport.

Wat vindt de LHV? 

Een positieve uitkomst vinden we dat eens te meer het belang van de behandelrelatie naar voren komt. Digitaal contact blijkt het beste te werken tussen patiënt en de eigen huisarts. Ook werkt de hybride-op-maat-aanpak het beste, waarbij wordt gekeken naar wat er het beste bij de betreffende patiënt(engroep) past: digitaal of niet-digitaal. Dat werkt dus beter dan digital first waarbij iedereen in eerste instantie hetzelfde digitale contactaanbod krijgt.  

We zeggen het als LHV al langer: digitale tools zijn geen vervanging van contact met de eigen huisarts, maar een aanvulling er op, en er moet rekening worden gehouden met verschillen tussen patiënten in digitale en gezondheidsvaardigheden. Dit onderzoek onderschrijft dat.  

We hebben helaas geen antwoord gekregen op de vraag die wij het belangrijkste vinden, namelijk welke toepassingen het best bruikbaar zijn voor huisarts en patiënt. De uitkomsten vertellen ons evenmin welke impact e-health kan hebben op werkdruk en werkplezier, of het kosteneffectief is en of het kan helpen met de krapte aan huisartsen en personeel. De data die nodig zijn om hierover stevige conclusies te trekken, blijken er (nog) niet te zijn.  

Met dit onderzoek waren we als LHV op zoek naar handvatten voor huisartsen om te bepalen welke e-health je het beste kunt gaan inzetten en hoe dat te doen. Die vraag blijft nog openstaan. We kunnen ons daarom goed vinden in de aanbeveling van de onderzoekers tot meer wetenschappelijk onderzoek naar deze aspecten. We zullen – samen met onze mede-opdrachtgever NHG – bekijken wat wij met de aanbevelingen van de onderzoekers kunnen doen.  

Meer weten?

De volledige uitkomsten van het onderzoek van de universiteit Maastricht lees je hier.

Nieuws

In 2024 is een belangrijke mijlpaal bereikt: maar liefst 70% van de huisartsen werkt nu met een Huisarts Informatie Systeem

De Belastingdienst zal in 2025 nog geen boetes uitdelen aan werkgevers die nog werken met schijnzelfstandigen. Wel kunnen sociale premies

De tijdelijke vergoeding voor de UZI-medewerkerspas op naam stopt per 1 april 2025. Vanaf deze datum zijn huisartsen en apothekers